troosten (troostte, heeft getroost)

1 Iets doen of zeggen waardoor iemands verdriet wat minder wordt.
= opbeuren

Ondanks zijn gebrek aan moederinstinct en het grote, diepe gat in zijn empathisch vermogen zult u zich getroost weten door Jochens spervuur aan rake grappen.

Ga naar de speellijst